dinsdag 28 oktober 2014

Paul Auster, Sunset Park

Het ongewone van 'Sunset Park' is niet dat niets loopt zoals je het verwacht, zoals de flaptekst aankondigt. Het vreemde is dat zowat alle belangrijke gebeurtenissen in het boek terloops verteld worden, alsof het faits divers zijn in het grote verhaal van Het Leven. Meer aandacht wordt besteed aan wat ermee gedaan wordt, wat de gevolgen zijn, welke invulling mensen daarna aan hun leven geven.

Miles is zowat de spilfiguur in dit boek. Wanneer hij noodgedwongen op de loop moet en zo terugkeert naar het New York waar hij lange tijd woonde, krijgt hij de kans om af te rekenen met zijn verleden.

Een minstens even kleurrijke figuur is zijn jeugdvriend Bing Nathan, die een soort van 'ziekenhuis' voor ouderwetse spulletjes runt. In het kraakpand waar Bing en Miles wonen zoeken ook Ellen en Alice naar een nieuwe invulling van hun bestaan.

Door de vele perspectiefwissels krijg je een kortstondige, intense inkijk in het leven van de 'squatters' en Miles' ouders, maar je voelt ook de distantie die Miles zelf moet ervaren hebben. Nu eens ben je helemaal mee met het verhaal, dan is het alweer voorbij. 

De antwoorden waarop je hoopt krijg je niet met dit boek, maar met de vragen kun je weer een eindje op weg.

Feline Minne, Medea en ik

Feline Minne, achterkleindochter van kunstenaar George Minne, wordt binnengehaald als nieuwe literaire sensatie. In de weken voor de boekenbeurs lees je al eens dat soort ronkende woorden in allerlei boekenreclames. 

Wat me al meer intrigeerde was de kaft van het dunne boekje: een mysterieus oog, gevangen in iets wat het midden houdt tussen een vogel en een vis, duidelijk recht uit een schilderslijst geknipt... en dan zijn er nog die namen. Medea. Feline. Minne. Elke naam afzonderlijk roept al een paar eeuwen kunst en cultuur bij me op.

Toch is 'Medea en ik' in de eerste plaats een autobiografie. Feline, geboren in 1990, heeft in haar jonge leven al honderd keer meer meegemaakt dan ik ooit zal beleven. Elke bladzijde ga je weer twijfelen, denk je dat ze overdrijft, maar dan blader je weer naar de stamboom op de laatste bladzijde en zie je dat iedereen echt leeft of geleefd heeft. 

Wat moet je met een vader die je ontvoert en in en uit de gevangenis belandt en een mythomane grootmoeder die je moeder tegenover iedereen zwartmaakt, maar dan op zo'n manier dat ze het allemaal nog geloven ook? Wat moet je wanneer de eerste jongen op wie je verliefd wordt acht jaar ouder is, misbruik van je maakt en je daarna koudweg dumpt? 

'Medea en ik' is een vreselijk eerlijk aandoend boek over Felines moeilijke jeugd. Het is meer een opsomming van gebeurtenissen dan een roman met een duidelijke verhaallijn, maar echt storen doet dat nooit. De titel is overduidelijk. Het is het soort boek dat moet geschreven worden, als een soort therapie, maar dat tegelijk ook aanspreekt en zelfs af en toe laat glimlachen, een beetje zoals 'De helaasheid der dingen' dat doet.

Aimée De Jongh, De terugkeer van de wespendief

Een graphic novel over trauma's en het maken van een nieuwe start, met boeken en dieren als belangrijke motieven? Dat was al half gewonnen voor ik hem opensloeg. 

Aimée De Jonghs eerste graphic novel schetst een symbolische lijn tussen de trektocht van wespendieven het leven van mensen. Wanneer Simon voor de tweede keer de kans heeft het verschil te maken tussen leven en dood en het gevoel heeft de foute keuzes te maken, dwaalt hij in een moeras van schuldgevoelens. 

Dat een jong meisje als Regina hem daaruit haalt is verrassend, een tikkeltje ongeloofwaardig en tegelijkertijd ook weer niet: zij slaagt er immers in met de nodige afstand en jeugdige naïviteit naar Simons leven te kijken.

De tekenstijl doet erg denken aan Conz. 'De terugkeer van de wespendief' is eenvoudig, sober en mooi.

zaterdag 25 oktober 2014

Bart Moeyaert, Durf voor drie

Drie verhaaltjes over 'durven'. Bart Moeyaert voor beginnende lezers is even wennen. Niet dat ik de gebaldheid en de bedrieglijke eenvoud van zijn stijl nog niet gewoon was. Ze passen gewoon zo mooi bij de doelgroep dat je ervan opkijkt. 

Verhaal één gaat over een meisje dat een brief vindt. Een liefdesbrief. Maar wat is dat, die Liefde? Nieuwsgierig wil ze de enveloppe openen. Mag dat zomaar? En wat als je dat toch doet?

Het tweede heeft een jongen in de hoofdrol, een jongen die het liefst in een zelfgegraven kuil zou wonen... totdat hij een andere jongen ontmoet die in de boom daarboven een nieuwe thuis heeft gevonden.

De minibundel eindigt met een pestkop en hoe je die op haar plaats kunt zetten. Al moet je ervoor op je hoofd staan.

Drie verrassende verhalen, mooi vormgegeven in de retrostijl van Rotraut Susanne Berner. Tien minuutjes leesplezier. Niet meer, maar zeker ook niet minder.

maandag 20 oktober 2014

Aline Sax, Het meisje en de soldaat

Een blind meisje en een Afrikaanse frontsoldaat. Het is een ongewone combinatie die wenkbrauwen doet fronsen, hoofden doet draaien en tongen doet fluisteren. Het is het verhaal van een vriendschap tegen de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog. 

Aline Sax bedankt achteraan het boek de Ilse die haar leerde 'niet te zien'. Nergens zegt ze dat het meisje blind is. Dat is ook net de kracht van het verhaal: met weinig woorden kan de schrijfster heel veel zeggen. Het meisje krijgt geen naam, de soldaat ook niet. Je weet dat ze blind is door het tellen van de stappen, door haar aandacht voor geuren, door wat ze niet kan. 

De schilderijen van Ann De Bode geven het boekje de donkere ondertoon mee die uit het racisme en de gruwel van de oorlog opdoemt. De pagina's zijn afwisselend wit en donkerbruin, aan het einde donkergroen. Sober en mooi. Net als het verhaal zelf.

Hanna en Jolien lezen het voor de Kinder- en Jeugdjury. Het zal niet winnen. Daarvoor is het te eenvoudig, te weinig spectaculair. Maar ik hoop dat ze er toch van zullen genieten.

woensdag 1 oktober 2014

Clive Thompson, We worden steeds slimmer

Af en toe krijg je zo'n boek in handen waarbij je van de ene stomme verbazing in het andere juichkreetje vervalt. Het gebeurt me belachelijk weinig, maar dit werkje heeft me heel aangenaam verrast. Het telt 320 bladzijden tekst en nog eens 60 bladzijden noten, maar ik was er in een paar dagen door. 

Doemdenkers schrijven kranten vol onheilsberichten over sociale media. We verliezen onze 'echte' vrienden en 'echt' contact, we worden er jaloerser door, noem maar op. Daarom is alleen al de titel van Clive Thompsons boek over nieuwe technologie een opsteker. Een beetje te optimistisch, dat wel.

In negen hoofdstukken onderzoekt Thompson de mogelijkheden: centaurverbonden tussen mens en computer die het schaken tot nieuwe hoogten brengen, lifelogs die onze minste zucht of kreun documenteren en internettoepassingen die ons binnenkort moeten helpen met vergeten in plaats van onthouden vormen samen de eerste drie hoofdstukken. Het vierde, 'Denken in het openbaar', beschrijft de gigantische massa online schrijfwerk die dagelijks op de wereld losgelaten wordt, maar ook de boeiende consequenties ervan. Door de reusachtige mogelijkheden qua interactie kunnen we heel snel en efficiënt op elkaar een beroep doen om vooruit te geraken. Dat vraagt wel om een zekere mate van modereren, om te vermijden dat het tot uitgebreide scheldpartijen komt. Het begrip 'tummler' is daarin bijzonder belangrijk. 

Ook het niet-tekstuele krijgt de nodige aandacht. Een eindeloze vloedgolf audiovisuele bronnen overspoelt het zo ook al volle wereldwijde web. Hoe vinden we over enkele jaren nog onze weg in die oceaan aan beeld- en klankmateriaal? De digitale vernieuwing ontbreekt nog al te vaak in het onderwijs. Thompson vertelt hoe je met betrekkelijk eenvoudige ingrepen opvallende resultaten kunt boeken. Zo gaan leerlingen met taalachterstand heel enthousiast lezen en schrijven wanneer ze beseffen dat er een publiek is dat hen leest. 

De auteur komt met heel wat indrukwekkende en vaak amusante voorbeelden aanzetten, maar slaagt er feilloos in zijn lezer altijd opnieuw terug te brengen naar de draad van zijn betoog. Nergens heb je het gevoel dat hij zomaar wat bladzijden loopt te vullen.

Om het schrijven van dit boek tot een goed einde te brengen heeft de auteur zelf heel wat geheugengraafwerk verricht, vaak -hoe kan het ook anders- met behulp van een computer. Tegelijk bewijst hij zijn stelling dat de toekomst er pas echt interessant gaat uitzien wanneer we de sterktes van dat medium gaan combineren met waar we zelf goed in zijn. Dat doet hij door van al die nieuwe evoluties een heerlijk swingend verhaal te maken, waarin hij bovendien haarfijn uitlegt hoe we die in ons eigen voordeel kunnen ombuigen.