zondag 9 november 2014

Ilja Leonard Pfeiffer, La Superba

Wat moet je denken van een roman die zichzelf interpreteert: deze metafoor heeft die betekenis? Van een donker doolhof dat Genua heet, bijgenaamd 'La Superba', en bevolkt wordt door hoeren en criminelen, bedelaars en wannabe's? Wat te denken van een schrijver die je aanspreekt als vriend, geld van je vraagt, het allemaal opgebruikt en je nooit iets teruggeeft? Die 's nachts op straat een been vindt, er opgewonden van raakt, maar ervan af wil? Die gelooft dat hij het allermooiste meisje van Genua kan beminnen?

Je begrijpt de flinterdunne plakjes recensie die op de achterkaft zijn verzameld: 'verbeelding', 'dramatiek', 'amusant', 'bravissimo'. Je leeft mee met de tegenstrijdige gevoelens van het hoofdpersonage over de stad die neemt en zelden iets teruggeeft. Je herbeleeft de chaos van de zwarte dood, ebola indachtig. Je walgt je te pletter, voelt plaatsvervangende schaamte.

Maar je leest voort. Deel een. Intermezzo. Deel twee. Intermezzo. Deel drie. Verhalen, verhalen, verhalen. Van hallucinaties en onvervulde dromen en verlangens. Van ongeëvenaarde bureaucratie. Van bovennatuurlijke ontmoetingen. Van Vico's en Via's die je niet uit elkaar kunt houden en dat dat ook net de bedoeling is.

En dan is het dicht. Is het voorbij. Eindigt het waar het begon. Maar vooral ook helemaal niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten